Luisterversie
Volgt nog
Toelichting
“Heft op…oewe haan’ ”. Ik heb gekozen voor “heffen”. Het woordenboek geeft bij heffen meerdere mogelijkheden zoals “lichn” (iets zwaars optillen; (“op)buurn” (opbeuren) en ”heffen” (van bijv. een gewicht). Ook in psalm 134 gebruik ik het werkwoord heffen. Het lijkt me gevoelsmatig juist en soms moet je je laten leiden door het gevoel, ook omdat het hier qua klank goed past. Dit is weer een typisch voorbeeld van een zoektocht naar de juiste uitdrukking, met de kans dat ik ter zijner tijd op de vingers getikt wordt en het toch weer net anders blijkt te zijn…
Willem Barnard merkt bij deze psalm op dat het loven van God geschreven staat in de gebiedende wijs. Hij citeert in dit verband een regel uit een gezang: Wij móeten Gode zingen… De lofzang is geen optie, maar iets wat God ons gebied om te doen. Het is ook de naam van het psalmenboek in het Hebreeuws: Lofzangen (Tehillim). De lofzang gaat boven alles. Maar God troont dan ook op de lofzangen van Israël (Psalm 22). Het geeft veel om over na te denken dat alle klachten en jubel, roepen en tranen, strijd en moeite, wraakgedachten en worstelingen waar de psalmen vol van zijn, uiteindelijk gevangen worden, opgenomen worden in deze allesoverheersende stem van de lofzang.