Luisterversie
Volgt nog
Toelichting
“t Geet noar Gods Hoes opan….” Ergens “opan goan”. Ergens naar toe gaan. “ ’t Gaat naar Gods Huis toe…” Misschien geen mooi Nederlands (om in deze psalm te gebruiken), maar wel typisch Twents om het zó te zeggen.
Het is verstandig om bij het zingen van deze psalm de berijming van 1773 even helemaal te vergeten. Wie de onberijmde psalm leest, valt direct de compactheid ervan op. De psalm spreekt niet over “godvruchtig” opgewekt worden en nergens lees ik de oproep: “Kom ga met ons en doe als wij”. Om maar wat te noemen. Daarom de opmerking: vergeet 1773. De “charme” van 1773 wordt deels veroorzaakt door toevoegingen die ik als zodanig niet letterlijk in de psalm tegen kom. Dichterlijke toevoegingen zijn het en wat mij betreft te verantwoorden gezien de context. Zelf ontkom ik er ook niet helemaal aan… (“ … goa-j met…”) Maar vertel mij nooit dat juist deze toevoegingen de psalm “zo bevindelijk” maken. De bevinding ligt veel meer in het ontbreken ervan. Bínnen de compactheid borrelt de vreugde. Het leven bevindt zich in de kern, niet in de franje. Daarom zijn de psalmen zo kernachtig. Ik heb zelf geprobeerd de compactheid van deze psalm te bewaren (vandaar “slechts” twee coupletten), in de hoop dat de vreugde zich evengoed een weg naar buiten baant…
“Waakn” en “maakn” spreek je uit als “waakng”,” maakng”. Met een zachte ng-klank op het eind. Evenzo “etrùkn” als “etrùkng” en “esprùkn” als “esprùkng”.