Psalm 14

1.
Nen dwoas zeg biej zikzelf: Doar is ginn God.
Zee leawt zik oet, doot niks as slimme dinge.
Gin meanske op de weald maakt t God noar t zinne.
Umzuens zoch Hee noar n meanske dàt neet spot
met Zin gebod.

2.
De HEARE hef oet n heemel wal ezeen
dàt alle leu op n biestern zeent, bedùrven,
gin good doot en t vestaand lik ofestùrven.
Gin meanskenkeend, gineene, is te veenn
den God wil deenn.

3.
De leu dee gearne kromme dinge doot
weet noarns van of, ze leawt vuur skaa en skaande.
Zee vràt Min volk as brood tusken de taane,
vegàt de HEARE en doot niks wat good
is vuur t gemood.

4.
Slùt Hee et slàchte volk, dan bangt ze zik.
De HEARE keant ùer lelleke gedachte,
mer is nen Helper van t oprech geslachte.
De goddeloozen valt in eengne strik
met groote skrik.

5.
Vuur t oarme volk is Hee ne vaste Stea.
Kom, HEARE, vanoet Sion toch wierumme
en maak oons vriej, keer toch ons leawn aansumme,
dàt Israël en Jacob voort in vrea
wier bliej zùet wean.

Luisterversie

Volgt nog

Toelichting

Een nogal weerbarstige psalm om te berijmen. Niet alleen vanwege de goddeloze. Een theoloog merkte op dat de goddeloze uit deze psalm dicht bij huis te vinden is. Het is niet zozeer de atheïst, ver van ons bed. Het is, bijvoorbeeld, veeleer de traditionele kerkganger die z’n godsdienstige plichten vervult, maar met het hart ver van God vandaan is, onverschillig tegenover Hem staat. En nu komt de goddeloze wel erg dicht bij en begin ik wat ongemakkelijk in de kerkbank te draaien. Ik denk zomaar aan de vraag van de discipelen tijdens het laatste avondmaal: “Ben ik het, HEERE…?” Ofwel: “Niet ik toch…?”.

Weerbarstig ook vanwege de vorm. Behalve dat ieder vers een koppel van drie rijmwoorden telt, is er ook nog de laatste regel, die qua lengte afwijkt van de vier voorgaande regels. Een korte slotregel van vier lettergrepen, als een conclusie, een samenvatting of uitroep. Het moet allemaal maar net passen. De berijmde psalm loopt dan ook niet zuiver synchroon aan de onberijmde

Aanvankelijk noteerde ik: “t vestaand is ofestùrvn” (couplet 2). Naderhand heb ik dit gewijzigd in: “t vestaand lik ofestùrvn” (‘t verstand is afgestorven/’t verstand lijkt afgestorven). Dit heeft te maken met het wegen van woorden. Het verstand is niet letterlijk afgestorven; het is bij de dwaas zeker wel aanwezig, maar wordt door hem tegendraads gebruikt door het bestaan van God te ontkennen.

“Umzuens” is oud Rijssens voor (te)vergeefs. Verwant aan het Duitse “umsonst”.  

Het woord “skaa” heeft twee betekenissen, afhankelijk van de context: het kan zowel schade als schaduw betekenen. Vaak gebruik ik in de psalmen de tweeslag “skaa en skaande” (schade en schande), zoals in deze psalm.